Eenzaamheid is iets wat in alle leeftheidscategoriën voorkomt, toch worden ouderen hier vaker mee geassocieerd dan andere leeftijdsgroepen. Er zijn hier verschillende onderzoeken naar gedaan, de conclusie van deze onderzoeken is dat eenzaamheid in alle leeftijdsgroepen net zoveel voorkomt! Dit vinden veel mensen erg verassend om te lezen, want het stereotype beeld van een oudere is dat zij eenzaam zijn (Leen Heylen, 2011).
Niet iedere oudere heeft dezelfde de kans als de rest om eenzaam te worden. Dit ligt namelijk aan veel verschillende dingen.Hierbij moet er gedacht worden aan demografische kenmerken, het netwerk, sociale processen (zoals vergrijzing), het verleden en het uitzicht van de oudere op de toekomst. Ook zijn er drempels waar sommige ouderen niet overheen kunnen komen. Want als je beperkt bent in je moteriek, hoe kan je dan iemand gaan opzoeken? Je zou iemand kunnen bellen, maar die smarthphones van tegenwoordig zijn ook niet toerijkbaar voor alle ouderen. Daarbij voelen ze zich vaak afgezonderd van de wereld. Hun kinderen leven hun eigen leven en hun kleinkinderen al helemaal, het voelt niet goed voor hen om zichzelf dan op te dringen. Dan maar contact zoeken in je eigen netwerk. Maar dit kan heel veel pijn doen, soms is het niet eens een optie. Want iedereen rondom je sterft, wordt ziek of heeft niet de middelen om even op bezoek te komen. Zo raak je langzamerhand geïsoleerd van de buitenwereld.
Zo zie je dat het van veel factoren afhangt of iemand eenzaam wordt. Niet aan alle factoren is iets te doen, zij staan vast. Maar aan veel factoren is wel iets te doen. Deze factoren noem je risicofactoren of beschermingsfactoren. In tabel 1a zie je hoe deze risico factoren zijn gemeten bij een individu. Bij deze vrouw zie je duidelijk dat sommige factoren haar zouden kunnen helpen om niet meer eenzaam te zijn, ook zie je het tegendeel. Ze heeft bijvoorbeeld weinig tot geen contact met de buurt en ze voelt zich onveilig in haar eigen buurt! Je kan je voorstellen dat je dan niet geneigd bent om naar buiten te gaan jeook nog wat positieve factoren. Deze vrouw heeft van een goede opleiding genoten en ze heeft een prima inkomen. Ze heeft dus en je netwerk te gaan uit te breiden. Gelukkig ziewel de middelen om eventueel van haar eenzaamheid af te komen. Ze heeft geld dus ze kan een hobby betalen, deze zou ze in een groep kunnen uitvoeren. Ook is het een slimme vrouw, ze heeft dus verstand van een aantal dingen, zo kan ze makkelijker contact maken met mensen die een soortgelijke actergrond hebben.
We hebben het nu over de factoren gehad die een individu kunnen tegenwerken of helpen. Nu gaan we het over oplossingen hebben. In het onderzoek van Barelds, Lissenberg en Luijkx (2010) zijn er 3 hierover beschreven. Deze visies worden ook wel netwerkbenaderingen genoemd. Eenzaamheid zou verminderd kunnen worden door de hoeveelheid steun te vergroten en door te onderzoeken aan welk type steun behoefte is. De sociale integratiebenadering stelt dat de omvang van het netwerk de bepalende factor is. Volgens deze benadering kan eenzaamheid worden verminderd door de omvang van het netwerk te vergroten. Volgens de sociale netwerkbenadering bepalen de dichtheid en homogeniteit van het netwerk of mensen eenzaam zijn. Eenzaamheid zou verminderd kunnen worden door ervoor te zorgen dat er voldoende nabije en gelijkgezinde personen om de eenzame heen staan.
Interactionistische visie (cognitief): Volgens de cognitieve Interactionistische visie is eenzaamheid het gevolg van een vergelijking tussen de huidige situatie en de gewenste situatie. Ook wordt de betekenis die mensen aan een relatie geven hierbij betrokken. Indien eenzaamheid als uitzichtloos wordt ervaren, zal een persoon of berusten in de situatie of juist teleurgesteld zijn over de relaties met anderen. In veel gevallen geven ze anderen dan zichzelf de schuld van de situatie. Indien de situatie niet als uitzichtloos wordt ervaren, richten mensen zich juist vaker op sociale participatie en leggen ze de schuld niet bij anderen. Deze reactiepatronen hebben invloed op de manier waarop mensen geholpen kunnen worden in het verminderen van eenzaamheid. Bij deze visie zijn er 3 stappen die doorlopen moeten worden:
- De huidige situatie veranderen door netwerkontwikkeling in de vorm van (a) het vergroten van sociale participatie, (b) het verbeteren van persoonlijke kenmerken (zoals sociale vaardigheden) of (c) het beïnvloeden van maatschappelijke ontwikkelingen.
- De gewenste situatie veranderen door standaardverlaging. Dit betekent dat de verwachtingen van mensen met betrekking tot sociale relaties worden verlaagd of bijgesteld, waardoor de gewenste en ideale situatie dichter bij elkaar komen te liggen.
- Het belang van de situatie veranderen door de interpretatie van het verschil tussen wensen en werkelijkheid bij te stellen.
Interactionistische visie (deflict): De deficit visie benadert eenzaamheid als het gevolg van de afwezigheid van zekere relaties. Ieder mens heeft verschillende relaties die diverse functies vervullen en niet zomaar vervangbaar zijn door andere relaties. Hierdoor zijn er verschillende typen eenzaamheid te onderscheiden, afhankelijk van het type relatie dat ontbreekt. Een veelvoorkomende onderverdeling is die tussen emotionele eenzaamheid en sociale eenzaamheid. Emotionele eenzaamheid ontstaat bij gebrek aan een speciale intieme relatie (zoals een partner). Sociale eenzaamheid ontstaat bij een gebrek aan een breed ondersteunende netwerk. Dit onderscheid impliceert dat mensen met een groot netwerk toch eenzaam kunnen zijn als de behoefte aan een bepaald type relatie niet vervuld wordt.
Procesbenadering: Eenzaamheid kan ook worden gezien als een stagnerend proces van verwerking. Volgens de procesbenadering kan eenzaamheid worden verminderd door het doorlopen van vier fasen:
- De bewustwordingsfase
- De planningsfase
- De uitvoeringsfase
- De verwerkingsfase
In de eerste fase, de bewustwordingsfase, staat de bewustwording van de problematiek en de oorzaken van de problematiek centraal. In de tweede fase, de planningsfase, staat het ontwikkelen van een plan om de eenzaamheid aan te pakken centraal. Linnemann (1996) onderscheidt hierbij de bovengenoemde oplossingen, namelijk kwaliteitsverbetering van relaties, standaardverlaging en herinterpretatie van de situatie. Tijdens de uitvoeringsfase staat het uitvoeren van het plan centraal. De vierde fase is de verwerkingsfase, waarin wordt onderzocht of het plan geleidt heeft tot de gewenste vermindering van eenzaamheid. In elke fase kunnen belemmeringen optreden die ertoe kunnen leiden dat een individu in een bepaalde fase blijft steken. Deze belemmeringen kunnen te maken hebben met ‘willen’ (niet willen veranderen), ‘weten’ (niet weten hoe te veranderen) of met ‘kunnen’ (niet in staat zijn om te veranderen) (Linnemann, 1996).
Bronnen:http://www.vonk3.be/uploads/2/3/9/2/23924438/proefschrift_leen_heylen.pdf
http://files.welzijn-21e-eeuw.nl/EindrapportEenzaamheid2008-2010.pdf
Geef een reactie