Wat is het verschil tussen snelle en langzame koolhydraten?

Koolhydraten zitten in eten waar bijvoorbeeld meel of suiker in zit. Zoals brood, aardappels, rijst, snoep, enzovoorts.
Van de koolhydraten in voeding maakt het lichaam bloedsuiker (glucose). Dat is de brandstof, energie, waarop het lichaam werkt. Sommige koolhydraten worden sneller omgezet in glucose (bloedsuiker) dan andere. Daarom heten die ook wel ‘snelle’ en ‘langzame’ koolhydraten.

De snelheid waarmee glucose uit koolhydraten in het bloed komt, wordt uitgedrukt in een getal: de zogeheten glykemische index, afgekort tot GI. Een lage GI betekent een langzame stijging van de bloedsuiker, gevolgd door een langzame daling.
Een hoge GI staat voor een snelle stijging, gevolgd door een vrij snelle daling. Daar rekening mee houden, geeft meer controle over de bloedsuikerspiegel.

Glykemische index moeilijk uit te rekenen

Toch zijn er problemen met de glykemische index: hij is erg moeilijk uit te rekenen. De GI hangt namelijk van veel dingen af en kan daardoor voor hetzelfde voedingsmiddel verschillend uitpakken, afhankelijk van bijvoorbeeld hoe rijp een vrucht is, hoe kleingesneden of gepureerd iets is, hoeveel water eraan is toegevoegd bij het klaarmaken, of er azijn bij zit, wat de temperatuur is, enzovoorts.
Zo hebben dikke pastasoorten een lagere GI dan dunne pastasoorten. Gekookte aardappelen hebben een lagere GI dan tot puree gestampte gekookte aardappelen.

Daar komt nog bij dat andere voedingsstoffen die tegelijkertijd in een maaltijd voorkomen ook invloed hebben op de GI van de afzonderlijke voedingsmiddelen. Dat maakt het betrouwbaar rekenen met de GI erg moeilijk of soms onmogelijk.
Wanneer voedingsmiddelen met een lage GI worden gebruikt als vervanging voor voedingsmiddelen met een hoge GI, is dat goed voor de bloedsuikerspiegel, zowel bij diabetes type 1 als bij type 2.

Ook belangrijk: glykemische lading

Maar de hoeveelheid koolhydraten is een betere voorspeller van de bloedsuikerpiek na een maaltijd dan het soort koolhydraat. Dat is ook een reden dat er naast de GI ook een ander begrip wordt gebruikt: de glykemische lading (GL). Dat is een maat voor de totale ‘belasting’ door koolhydraten van een maaltijd.

Want alleen de glykemische index van een voedingsmiddel zegt niet veel als je geen rekening houdt met de portiegrootte. Bijvoorbeeld: watermeloen heeft een lage glykemische index per 100 gram want meloen bevat veel water, maar als je een hele meloen eet, kan de totale hoeveelheid koolhydraten flink oplopen: de glykemische lading is dan toch hoog en dat zorgt voor een grote stijging in bloedsuiker.

Wel of niet gebruiken?

Mensen die veel last hebben van te hoge bloedsuikerpieken na de maaltijd, kunnen proberen of ze baat hebben bij voedingsmiddelen met een lage glykemische index. De diëtist kan erover adviseren.

Voorbeelden van langzame koolhydraten (lage GI):

  • Pasta
  • Magere melk en magere yoghurt
  • Kidneybonen en linzen
  • Appel
  • sinaasappel
  • grapefruit

 Voorbeelden van snelle koolhydraten (hoge GI):